© Willem van Riemsdijk

Knikkende vogelmelk en Bostulp bj Dekema State.

Knikkende vogelmelk, Bostulp en Gele anemoon bij Dekema State. Foto: Dekema State.

Als we aan tulpen denken denken we aan planten die al in de 16e en 17e eeuw als cultivars gekweekt zijn en nu onze bollenvelden in het voorjaar in alle kleuren van de regenboog kleuren. 

Matthias de Lobel, Kruydtboeck, 1581.

Matthias de Lobel, Kruydtboeck, 1581.

De enorme populariteit van deze tulpen leidde in de periode 1630-1637 tot de bekende tulpengekte, waar absurde bedragen voor bollen van bijzondere tulpen werden betaald.Dit type tulp is in de 17e en 18e eeuw in alle belangrijke tuinen aangeplant. De oorsprong van deze tulpen is een tulp die in Klein-Azië in het wild voorkomt en die de botanicus Clusius heeft verspreid in Europa. Aan de geschiedenis van deze tulpen zijn verschillende publicaties gewijd. (D. Onno Wijnands,  De tulp in beeld, Wageningen 1987, lees hier.)  

Chrispijn van de Passe, Hortus floridus / Jardins des fleurs, Utrecht 1614.

Chrispijn van de Passe, Hortus floridus / Jardins des fleurs, Utrecht 1614.

Op sommige van deze historische terreinen vinden we nu de ons bekende stinzenplanten. In een aantal gevallen is het redelijk zeker dat de nu nog op die locaties voorkomende planten afstammelingen zijn van soorten die meer dan 200 jaar geleden zijn aangeplant. De hierboven genoemde type tulpen kunnen zich echter niet bij verwaarlozing lang handhaven en ook verwilderen ze niet makkelijk. Dit type tulpen hoort dan ook niet tot de stinzenplanten. 

Bostulp bij Stinze Stiens.

Bostulp bij Stinze Stiens.

De tulp die wel tot de stinzenplanten wordt gerekend is de Bostulp. De geschiedenis van deze plant is relatief onbekend. Deze niet al te grote plant heeft een prachtige bloem in een mooie kleur geel. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden is het geen bosplant. De plant heeft juist veel zon nodig om goed in bloei te komen. De plant prefereert ook wat zwaardere grond. In Nederland komt hij op diverse plekken voor met stinzenflora, maar het meest komt hij voor in Friesland. Omdat het zo’n mooie plant is en vanwege het zwaartepunt van het voorkomen in Nederland in Friesland wordt deze plant wel De Keningin fan de Stinzenblomkes genoemd (De Koningin van de Stinzenplanten). 

De Bostulp is in de 16e eeuw vanuit Zuid-Europa naar Midden- en Noord-Europa gebracht en vervolgens heeft hij zijn weg gevonden naar veel historische tuinen, waarvan er nu nog een aantal bestaan. De informatie over deze vroege geschiedenis vinden we voornamelijk in de Kruidenboeken die in de 2e helft van de 16e eeuw werden gepubliceerd door de arts/kruidkundigen Dodonaeus, De Lobel en Clusius.

Dodonaeus, Florum et Coronarium, 1568.

Dodonaeus, Florum et Coronarium, 1568.

Dodonaeus is de eerste die in zijn boekje Florum et coronarium uit 1568 behalve de bekende tulp, die hij de grote tulp noemt, ook de Bostulp kort beschrijft. Het boekje bevat ook een fraaie zeer natuurgetrouwe afbeelding van de Bostulp. Hij noemt deze plant de Kleine tulp en vermeldt dat deze in de Languedoc voorkomt en in België in de maand april bloeit. Dit alleraardigste boekje waarin meer stinzenplanten worden beschreven is eigenlijk geen Kruidenboek, omdat het hier niet gaat om de gezondheidsaspecten van de planten, maar puur om de schoonheid van de bloemen en/of de aangenaamheid van de reuk. In die zin is het een voorloper van wat later het Florilegium of bloemenboek wordt genoemd. Dit type boek verschijnt  vooral in de 17e eeuw. 

Tulipa silvestris in: Matthias de Lobel, Kruydtboeck, 1581.

Deze afbeelding van de Tulipa  sylvestris werd in 1576 gepubliceerd in: Matthias de Lobel, Plantarum Seu Stirpium Historia, 1576.  Dezelfde afbeelding van de Tulipa sylvestris verscheen vijf jaar later in het Nederlandstalige kruidenboek: Matthias de Lobel, Kruydtboeck, 1581. Deze is hierboven afgebeeld.

De Lobel beschrijft in zijn boek Stirpium Adversaria Nova in 1571 op pagina 51 de Bostulp, die hij ‘Norbonensis Lilion Narcissus Luteus Montanus Tulipae species’ noemt, dit betekent: ‘De gele berglelie narcis uit de Languedoc van de soort tulp’. Hij beschrijft dat hij die opgegraven heeft in de Cevennen in de Languedoc op de berg die de Tuin van God wordt genoemd, en dat hij deze planten gedurende vele jaren reeds heeft opgestuurd naar vrienden in Antwerpen. De Hort de Dieu (Tuin van God), ook genoemd Tourette de Cassini (1565 m) is één van de toppen van het massief Aigoual in de zuidelijke Cevennen. Tegenwoordig is er een wandelroute die Sentier des Botanistes heet, het ‘Pad van de Botanici’. In de 19e eeuw heeft er op grote schaal herbebossing plaatsgevonden.

In zijn boek Plantarum Seu Stirpium Historia uit 1576 beschrijft De Lobel voor het eerst nog een tweede type Bostulp, die iets groter is en twee bloemen per stengel heeft en lekker ruikt. De soort met twee bloemen per stengel komt uit de buurt van Bologna. Beide soorten worden zeer natuurgetrouw afgebeeld. De Lobel verbleef in 1564 in Padua en in 1565/1566 in Montpellier. Het is mogelijk dat hij in die periode de Bostulp in de Cevennen en in de buurt van Bologna heeft ontdekt. De andere soort noemt hij Tulipa Boloniensis (Tulp uit Bologna). 

Clusius publiceert in 1576 zijn boekje over de planten die hij aantrof op zijn reizen in het Iberisch schiereiland (Spanje en Portugal): Rariorum aliquot stirpium per Hispanias observatarum historia. In 1583 publiceert hij een boekje Rariorum  aliquot Stirpium, per Pannoniam over de planten die hij aantrof in de regio Hongarije/Oostenrijk/Slovenie/Kroatië. In dit laatste boekje worden vele tulpensoorten beschreven, vrijwel allemaal van het type dat uit Klein-Azië afkomstig is. Daarnaast beschrijft hij op pagina 168 kort de Tulipa Apenninea (uit de Apennijnen) die hij ook wel Tulipa Bononiensis noemt. De plant wordt niet afgebeeld. De publicatie van Dodonaeus uit 1568 en de boeken uit 1571 en 1576 van De Lobel zijn dus veel eerder gepubliceerd dan deze publicaties van Clusius. Clusius geeft in zijn boek uit 1601 aan dat volgens hem de Lobel de eerste is geweest die de Bostulp in de Cevennen heeft opgegraven en naar België heeft gestuurd naar vrienden. Over de soort die gevonden is in de buurt van Bologna zegt Clusius nu dat hij die plant vele jaren geleden toegestuurd heeft gekregen van Ulisse Aldrovandi. Aldrovandi was hoogleraar in Bologna en oprichter (1568) en beheerder van de Botanische tuin in Bologna. Aldrovandi kende ook De Lobel.

'Tulipe de Vigne', Poligny 2011.

‘Tulipe de Vigne’, Poligny 2011. Foto: Willem van Riemsdijk

In Frankrijk, Duitsland en Zwitserland komt de Bostulp, die graag in de volle zon staat, voor in enkele wijngaarden waar geen onkruidbestrijdingsmiddelen (mogen) worden toegast. De plant is op die locaties vaak beschermd. De grondbewerkingen in de wijngaard zijn gunstig voor het in bloei komen van deze tulpen. Het is niet bekend hoe en wanneer deze tulpen in de wijngaarden terecht zijn gekomen. In Duitsland komt de plant nu nog op diverse plaatsen voor waar de plant lang geleden in tuinen van toenmalige belangrijke personen zijn geïntroduceerd. Men neemt soms aan dat de tegenwoordige populatie nog stamt uit die tijd. De oudste waarneming van de Bostulp in Duitsland is bij Katlenburg uit 1757. Op die plek groeien momenteel duizenden Bostulpen. Celle, in de buurt van Hannover, was in de 17e eeuw de koninklijke zetel van de Hertogen van Lüneburg. Momenteel zijn daar populaties Bostulpen van meer dan 100.000 planten en men denkt dat die afstammen van bollen uit de tijd van 17e eeuwse baroktuinen, maar helemaal zeker is dit niet. Opvallend is dat de plant niet in het Florilegium dat bekend staat onder de naam Gottorfer Codex voorkomt. Deze Codex is ontstaan in de periode 1649-1659 en bevat zeer fraaie afbeeldingen van de planten die voorkwamen in de toen zeer beroemde barok tuin van Hertog Frederik III van Sleeswijk Holstein-Gottorf. In overeenstemming daarmee is het feit dat de plant niet behoort tot de recent herontdekte verwilderde stinzenplanten op de plek van deze barok tuin. De tuin ligt in Noord-Duitsland ten oosten van Husum en is recent gerestaureerd. 

Tulipa Sylvestris, Flora Danica, 1761-1883

Tulipa Sylvestris, Flora Danica, 1761-1883, Royal Library Copenhagen (Det Kongelige Bibliotek), Denmark.

In verschillende landen werden aan het einde van de 18e en in de 19e eeuw belangrijk verzamelwerken over wilde planten gepubliceerd. Dit type boeken noemen we Flora. Deze boeken geven inzicht in de meer recente geschiedenis van planten. In de Flora Danica (gepubliceerd in de periode 1761-1883), wordt de Bostulp al in 1768 beschreven en afgebeeld. De plant stond toen  in de tuin van de koning en bij de vestingwal . Sindsdien heeft deze plant zich verspreid over Denemarken. In de Flora Belgii septentrionalis (Flora van Noord België = Nederland) van 1825, zegt de samensteller Van Hall dat Beucker Andreae de Bostulp heeft gevonden in Friesland in de gemeente Ferwerderadeel (deze gemeente, die nu niet meer bestaat, ligt ten Noorden van Stiens) en Weidum.

'Gele tulp' in: J.C. Sepp, Jan Kops, Flora Batava, deel V, 1828.

Tulipa sylvestris of ‘Gele tulp’ in: J.C. Sepp, Jan Kops, Flora Batava, deel V, 1828.

Hetzelfde wordt vermeld in de Nederlandse Flora Batava, deel V, uit 1828. Daar wordt gezegd dat de eerste beschreven vindplek in Nederland bij slot Hagestein is. Dit slot lag in de buurt van Vianen, waar ze toen veel voorkwamen. Ook wordt vermeld dat de plant bloeit in april.

J.J. Bruinsma, Flora Frisica, 1840.

J.J. Bruinsma, Flora Frisica, 1840.

In de Flora Frisica van 1840, een klein maar zeer belangrijk boekwerkje, geschreven door de botanicus en apotheker J. Bruinsma, worden behalve de twee eerder genoemde vindplaatsen ook nog genoemd: de Prinsentuin in Leeuwarden, en verder ‘bij Huizum op de Sixma state, te Stiens, te Jelsum’, waar de Dekema State zich bevindt, en ‘menigvuldig onder de bomen in Kornjum’, waar de Martenastate is. Op deze laatste twee vindplaatsen komt de plant nog steeds in grote aantallen voor en staat daar al meer dan 200 jaar.

Bostulp bij Martenastate.

Bostulp bij Martenastate.