© Willem van Riemsdijk

Pierre Vallet, Le jardin du Roy très chrétien Henry IV ... dédié á la Royne, 1608

Pierre Vallet, Le jardin du Roy très chrétien Henry IV … dédié á la Royne, 1608. l.: Clusius r.: De Lobel

In de christelijke traditie is de oudste tuin de Hof van Eden, of de Paradijstuin. In deze tuin zouden de bomen het hele jaar door bloeien en vrucht dragen. Er zou een Eeuwigdurende Lente heersen. Een bekend schilderij uit de periode 1400-1420 beeldt de Paradijstuin uit als een ommuurde tuin waarin allerlei planten en bomen bloeien die in de natuur niet tegelijk bloeien. Onder ander komen het Lelietje van dalen en het Lenteklokje op dit schilderij voor.

Oberrheinische meister. Das Paradiesgärtlein. 26,3 x 23,4 cm., ca. 1410-1420. Collectie: Städel Museum, Frankfurt am Main (Bruikleen Historisches Museum, Frankfurt am Main).

Oberrheinische meister. Das Paradiesgärtlein. 26,3 x 23,4 cm., ca. 1410-1420. Collectie: Städel Museum, Frankfurt am Main (Bruikleen Historisches Museum, Frankfurt am Main).

In de zeventiende eeuw is het bloemstilleven een geliefd onderwerp. Deze bloemstukken bestaan meestal ook uit bloemen die niet tegelijk bloeien. Waarschijnlijk is dit gedaan om het begrip van de Eeuwigdurende Lente uit te beelden, het Paradijs op aarde.

De tuinen in de zestiende en zeventiende eeuw hadden de ambitie om de Paradijstuin te benaderen. Daarvoor was het nodig om planten van alle continenten, die deels net ontdekt waren, bij elkaar te brengen in een tuin. Het idee was dat deze planten over de wereld verspreid waren geraakt na de zondeval, maar oorspronkelijk allemaal aanwezig waren in de Hof van Eden.

Ook komen we bij Homerus het begrip van de Eeuwigdurende Lente tegen bij de beschrijving van de tuinen van Alcinous in de volgende dichtregels (vertaald naar het Engels door Robert Fagles):

Here luxuriant trees are always in their prime
pomegranates and pears, and apples glowing red,
succulent figs and olives swelling sleek and dark.
And the yield of all these trees will never flag or die,
neither in winter nor in summer, a harvest all year round.”

Heel lang heeft men gedacht dat de Hof van Eden nog ergens op aarde aanwezig was. Er waren diverse theorieën waar de Hof van Eden zich zou moeten bevinden. Columbus dacht aanvankelijk toen hij Amerika ontdekte dat hij de plek van het aardse paradijs had gevonden. Het klimaat en de vegetatie van de Cariben lijken enigszins op wat je je kan voorstellen bij de Eeuwigdurende Lente. Ook andere ontdekkingsreizigers hoopten de Hof van Eden op aarde te vinden. Al vrij snel zag men in dat deze hoop vergeefs was.

De studie van de planten gebeurde aanvankelijk vooral vanuit de interesse voor het effect van onderdelen van planten op de mens. In de eerste helft van de zestiende eeuw verschijnen er diverse kruidenboeken, waarin de planten, hun voorkomen, en hun medicinale werking worden beschreven, door auteurs als Brunfels, Bock, Fuchs en wat later Dodonaeus, de Lobel en Clusius. Deze kruidenboeken zijn vrijwel allemaal rijk geïllustreerd met afdrukken van houtsneden, waarbij het de uitdaging was de plant zo natuurgetrouw mogelijk af te beelden, zodat de lezer de plant  beter zou kunnen herkennen. Al deze auteurs hadden een medische achtergrond. Clusius was de enige die voor zover wij weten het beroep van arts nooit heeft uitgeoefend.

In 1608 verschijnt er een heel ander type boek:
LE JARDIN DU ROI TRES CHRESTIEN HENRY IV ROI DE FRANCE ET DE NAVARRE DEDIE A LA ROYNE

In dit boek worden de meeste planten niet beschreven, maar vrijwel uitsluitend afgebeeld. In plaats van houtsneden worden nu kopergravures gebruikt om de planten af te beelden. Hierdoor is het mogelijk om veel meer detail in de afbeelding aan te brengen. De gravures zijn van de hand van Pierre Vallet. Voorin het boek is een grote gravure waarop zowel de kruidkundigen Clusius als de Lobel staan afgebeeld (afb. zie bovenaan deze blog).

De tekst op deze afbeelding luidt (vertaald uit het Latijn):
Flora creëerde hier schitterende tuinen waar het hele jaar door een eeuwigdurende lente heerst, met  bloemen van diverse kleuren die goden en godinnen bekoren.

Het boek gaat dus over de Eeuwigdurende Lente in de tuin van koning Henrik IV van Frankrijk en het is opgedragen aan de koningin. Het gaat hier om zijn tweede vrouw, Maria de Medici. Zij is geboren in Florence in 1575 en overlijdt in 1642 in Keulen. Ze trouwde in 1600 met Hendrik IV, die in 1610 wordt vermoord. In haar jeugd maakte ze kennis met de beroemde Boboli tuinen in Florence, die aangelegd waren voor haar grootmoeder Eleonora van Toledo door haar echtgenoot Cosimo I de Medici. In Parijs sticht Maria de Medici de Jardin du Luxembourg. In 1630 geeft ze opdracht om een fontein aan te leggen in de Jardin du Luxembourg geïnspireerd door de sfeer van de Boboli tuinen uit haar jeugd. Deze fontein is tegenwoordig bekend als de Fontaine Médicis. Ze was een groot bewonderaar van Peter Paul Rubens.

Lenteklok Narcis Sneeuwklok Zomerklok

v.l.n.r. onderste rij: Lenteklokje, Narcis, Sneeuwklokje, Zomerklokje; bovenste rij: 2 soorten Narcis. LE JARDIN DU ROI (1608).

Diverse soorten Anemonen. LE JARDIN DU ROI (1608).

Diverse soorten Anemonen. LE JARDIN DU ROI (1608).

Uit de tekst op de plaat voorin het boek blijkt al duidelijk dat dit boek in het teken staat van het  klassieke begrip van de Eeuwigdurende Lente. Dit blijkt nog duidelijker uit de tekst voorin het boek die is opgedragen aan de koningin. Hieronder enkele stukken uit die opdracht (vertaald uit het Frans):

Opdracht aan de Koningin (A la Royne):

Mevrouw, ik twijfel er niet aan dat onder de oneindige deugden die u bezit…

Dit heeft bij mij alle vrees weggenomen die ik had om me met deze koninklijke tuin bezig te houden onder uw hoede, een tuin die nog veel mooier is dan de hangende tuinen van Babylon van Semiramis. De aanduiding eeuwige lente is des te toepasselijker, omdat de bloemen die haar verfraaien goed tegen de winterkou en de ijzige wind bestand zijn, en ook verdrogen of verwelken ze niet in de felle zon, doordat de godin Flora ze deze eigenschappen heeft meegegeven, deze bloemen behoren u toe, de afbeeldingen van de bloemen zijn gemaakt in de fantastische en verrukkelijke tuinen, die Jean Robin uw tuinman voor uwe majesteit onderhoudt, hij heeft mij deelgenoot gemaakt van het mooiste wat de natuur voortbrengt gedurende de seizoenen, de zorg aan de tuin besteed kan niet verhinderen dat de variatie der seizoenen de bloei onderbreekt en daarmee het genoegen dat u er aan zou hebben kunnen beleven: maar de bloemen die ik heb afgebeeld lijden daar niet onder, ze blijven in de staat waarin ik ze u aanbiedt.
..
Deze koninklijke tuin, als ik zo vrij mag zijn, heeft niet zo veel verschillende bloemen, als u gaven hebt, waarmee de hemel u gelukkig en in het bijzonder heeft bevoordeeld boven alle andere prinsessen: …..

De Fransen zijn u zeer toegewijd en zullen dit nog meer zijn, als ik hen met uw toestemming, deze mooie koninklijke tuin laat zien, waar zeer zeldzame bloemen, die niet voorkomen in de boomgaarden van Alcinous, ook niet in de bloembedden van de Hesperiden, noch op het Esquilijnse landgoed [de Esquilein is de grootste van de zeven heuvels rond Rome] waar Gaius Cilnius Maecenas alle zeldzame planten had verzameld die Pomona en Vertumnus bijeen gebracht hadden.

Deze tekst is geschreven door de graveur van de afbeeldingen Pierre Vallet, die in dienst was van de koning. Uit de opdracht aan de koningin blijkt duidelijk wat het doel van het boek is, namelijk het hele jaar te kunnen genieten van de planten die de Eeuwigdurende Lente symboliseren. In het boek zijn 73 pagina’s met afbeeldingen van bloeiende planten. Er staan twee tot acht verschillende planten op een pagina. Het overgrote deel van deze planten bloeien vroeg tot zeer vroeg, veel bol- en knolgewassen. Er zijn onder andere afgebeeld:

Winterakoniet, Sneeuwklokje, Lenteklokje, Zomerklokje, Hondstand, 6 Crocussen, Blauwe druifjes,  Geelster, Leverbloempjes, 2 verschillende Keizerskronen, 9 verschillende Turkse lelies, 6 Kievitsbloemen, 3 Lelies, 21 verschillende Narcissen, 11 Hyacinten, 4 Vogelmelk, 2 Affodillen, 30 Irissen, 18 soorten Anemonen, 6 Colchicums, 5 Auricula’s.

Turkse Lelie

Turkse lelie en twee vlinders. LE JARDIN DU ROI (1608).

Irissen

Twee soorten Irissen. LE JARDIN DU ROI (1608).

Gegroet zij de lezer

Ik was eigenlijk niet van plan (welwillende lezer) me met de kruiden bezig te houden; maar op verzoek van de geachte Pierre Vallet, tenslotte door aandringen van hem overtuigd, heb ik me niet verzet, heb ik er mee ingestemd om van de planten in de koninklijke tuin, juist de zeldzame bloemen die bij ons gekweekt werden uit te zoeken zodat hij ze kunstig gegraveerd mocht publiceren, terwijl de meeste van deze planten door de geachte en geleerde Carolus Clusius, de Lobel en nog anderen beschreven zijn, achtte ik derhalve een beschrijving daarvan hier niet zinvol, behalve de planten die in het buitenland zijn geoogst, weggelaten zijn diegenen die niet in de tuin groeien.

Onder degenen die zijn afgebeeld zijn zeer zeldzame die niemand tot nu toe heeft beschreven, ik ben van mening dat het zinvol is me bezig te houden met planten die niet gewoon zijn, door middel van woorden zou ik ze helder kunnen beschrijven wat ik zag met mijn ogen: ik wil echter liever nagaan welke goed zijn, tijd en plaats zullen bepalen van deze en andere zeldzame planten welke medisch van belang zijn, ik zal daar veel tijd en energie in steken.

Het ga je goed.

Daarna volgt een zin in het Latijn die vertaald luidt:
Enkele bijzondere planten geïmporteerd uit Spanje en Guinee door Jean Robin junior in 1603

Het betreft hier 12 van de afgebeelde planten. Er wordt van elke plant een korte beschrijving gegeven in het Latijn, omdat deze planten nog niet eerder beschreven zijn.
Dit boek is waarschijnlijk het eerste waarin planten uitsluitend worden afgebeeld om er van te kunnen genieten. Geregeld staan er in het boek ook insecten afgebeeld bij of op de plant, wat ook vaak het geval is bij de zeventiende-eeuwse bloemstillevens.

Dit type boek wordt aangeduid met de term Florilegium, als onderscheiding van de eerdere boeken die aangeduid worden met de term Kruidenboek. Bij het Kruidenboek gaat het immers om het effect van de plant op de mens. Het genre van het Florilegium wordt snel populair in de zeventiende eeuw. Deze eeuw is ook de bloeitijd van schilderijen van bloemstillevens. In 1611 verschijnt het Florilegium Novum van de Bry, het Florilegium van Emanuel Sweertius in 1612.

Het komt ook vaker voor dat, net als in het boek van Le jardin du Roi…, in een boek planten worden afgebeeld afkomstig van één tuin. De Hortus Eystettensis van Basilius Bessler verschijnt in 1613. Dit indrukwekkende boek gaat over de planten in de tuin van de bisschop van Eichstätt. De planten zijn hier onderverdeeld naar de seizoenen: Lente, Zomer, Herfst, Winter. Crispijn van de Passe volgt deze indeling in zijn Hortus Floridus uit 1614. In 1623 verschijnt er een tweede druk van Le jardin du Roi, waarbij het aantal afbeeldingen nog wat wordt uitgebreid. In de tweede helft van de zeventiende eeuw publiceert Maria Sybilla Merian in drie delen haar Blumenbuch (1675-1677).

De belangstelling voor bolgewassen in de zeventiende eeuw leidt tot de tulpenmanie in de tweede helft van de jaren dertig van de zeventiende eeuw. Voor zeldzame Hyacinten werden in de achttiende eeuw enorme bedragen betaald.

De goed ontwikkelde stinzenflora die bestaat uit vroeg bloeiende bol-, knol- en wortelstokgewassen is vermoedelijk ontstaan vanuit het ideaal van de Eeuwigdurende Lente. Van deze stinzenflora kunnen we nu nog op diverse plaatsen in Nederland genieten van februari tot mei.

Geraadpleegde literatuur:

Vallet, P., Robin J., LE JARDIN DU ROI TRES CHRESTIEN HENRY IV ROI DE FRANCE ET DE NAVARRE DEDIE A LA ROYNE (1608)
Een kopie van de eerste druk van Le jardin du Roi (met voorin extra afbeeldingen ingebonden van later datum), is te vinden op de volgende link: http://gallica.bnf.fr/ark:/12148/btv1b8612033t/f21.image
Prest, J., The garden of Eden, The botanic garden and the Re-Creation of Paradise (1981)
Gelder, van E. (ed.) Bloeiende kennis Groene ontdekkingen in de Gouden Eeuw (2012)