Toen in 1892 het huis verkocht werd was dit ‘nette en hechte woonhuis voorzien van twee regenbakken, een put met pomp en verdere gemakken’, zo bleek uit de verkoopakte, terwijl ‘de zinkput op de noordoosthoek’ zorgde voor ‘waterloosing’ van dit pand en de naastgelegen erven.

Van oudsher werd er regenwater opgevangen en bewaard in daarvoor geschikte vaten. Toen de ontwikkeling van de baksteenindustrie het mogelijk maakte om harde baksteenklinkers te leveren in deze natuursteenarme streken kwamen in de grond gegraven putten in zwang, die het mogelijk maakten om een grotere voorraad schoon drinkwater op te slaan in een donkere, koele en vorstvrije waterkelders van 2,5 tot 3,5 m³ inhoud per gezin — ‘Reinwetterbak’ in het Fries. In droge jaargetijden raakte het drinkwater soms snel op en daarom werd er grondwater gebruikt voor wassen en spoelen. Dat werd verkregen door een diepe, meestal ronde, put te graven met wanden van gestapelde baksteen met open stootvoegen. Met een diepte van vier tot acht meter voorzag men zich hiermee van een onuitputtelijke waterbron. Anders dan in gebieden met zandgrond, dat het hemelwater filtert, wordt het bodemwater in regio’s met kleigrond, gemakkelijk vervuild door kleideeltjes en sporen van planten en mest. Daarom is het ongeschikt om te drinken.

Zo’n put waar het water door de wanden naar binnen sijpelt heet in het Fries een ‘saed’ of ‘sypsaed’.

Beide werden soms voorzien van een opgemetselde kop van plm. 60 cm hoog, afgedekt door een deksel. Vroeger van hout, later van beton met een rond scharnierend deksel. Een bijbehorend attribuut was het emmertje of aker aan een ketting, waar het water mee naar boven werd gehaald, of in eerdere tijden een puthaak. De ‘saed’ werd onder het grondoppervlak ook wel met een getoogde afdekking dichtgemetseld, met uitzondering van een klein gat waardoor een pompbuis paste. Een regenwaterput moest wel een deksel hebben om de put schoon te kunnen maken. Bladeren, takjes, vogelveren alles wat door de afvoer kon spoelde in de bak. De bodem van de put werd dan ook meestal voorzien van geglazuurde estriken.

Dokter Hendrik Hooghoudt met kleindochter Minnie

Dokter Hendrik Hooghoudt met kleindochter Minnie, ca. voorjaar 1928. Links opgemetselde regenwaterput. Archief: Heleen Hoevers-Hooghoudt.

Regenwaterput nieuwe situatie

Regenwaterput nieuwe situatie.

Het terugvinden van de regenbakken en de put bleek niet eenvoudig. Tot ieders verrassing werd onder de vloer van de voormalige wachtkamer, vermoedelijk de plek van de vroegere keuken, een regenbak gevonden.

Later kwam op het achtererf in het verlengde van het huis de deksel van een grote regenwaterput te voorschijn met een inhoud van plm. 8 m³. De verdwenen kop van de laatste is weer opgemetseld.

Toegang tot regenwaterkelder achter het huis

Toegang tot regenwaterkelder achter het huis. Foto.

Regenwaterkelder onder voormalige wachtkamer

Regenwaterkelder onder voormalige wachtkamer. Foto.

Regenwaterkelder binnenzijde

Regenwaterkelder binnenzijde. Foto: G. van der Meulen.

De oude grondwaterput was verscholen onder een betonplaat, door de laatste bewoner gebruikt als wasplaats voor auto en caravan. Na verwijdering van de betonplaat is deze put voorzien van een nieuwe pomp omdat de oude die elders op het terrein stond te zwaar beschadigd bleek.

Achtererf met pomp en voormalige autogarage

Achtererf met pomp en voormalige autogarage. Foto Edward Roussou.

Ook verscholen onder de plaat was een beerput. Ten tijde van de open vaart voor het huis liet men het grijze water over een straatgoot in het openbare water lopen. Later was er een van gresbuizen vervaardigd riool met zinkput, gesitueerd tegen de zijkant van het huis. Feacaliën en urine werden opgevangen in een houten ton en door de gemeente afgevoerd. Zo ook bij deze woning zoals te zien is aan het dichtgemetselde luikje bij de toiletruimte naast de keuken. Toen de vaart was gedempt werd een beerput op het erf verplicht. Die was aangesloten op de gemeentelijke riolering, aangelegd in het profiel van de oude vaart.

Aanleg riolering

Aanleg riolering, voordat de dorpsvaart wordt gedempt en gevuld met modder van het tegelijkertijd gegraven eerste zwembad van Stiens. De demping van de vaart betrof het deel vanaf het centrum tot café Smallenbrug. 1924. Archief: Documentatiestichting Leeuwarderadeel (Stiens).

Toen er omstreeks 1980 een diepriolering werd aangelegd was de beerput overbodig. Die is leeggepompt en gevuld met zand.

In de grond achter het huis zijn nog enkele kolkjes ontdekt. Een ervan lag op de hoek van de betonplaat, waar het spoelwater inliep om vervolgens via een pvc pijp in het slootje te lopen.

Twee stuks gingen vanaf het terrasje naar achteren en loosden ook op de sloot. Door graafwerkzaamheden zijn deze vernield of verwijderd. Aan de achterzijde van de tegen de keuken gebouwde berging, was nog een kolkje waarin een met geglazuurde estrikken geplaveid gootje vanaf het pad naar toe liep. De kolk zat precies op de plek waar de zes leidingen van de bodemwarmte-installatie naar binnen moesten. Het is verwijderd. Fragmenten van het gootje zitten nog onder de bestrating van het pad.

Kolkje achter het huis

Kolkje achter het huis. Foto G. van der Meulen.

Estrikken uit goot achter het huis

Estrikken uit goot achter het huis. Foto G. van der Meulen.