Overslaan en naar de inhoud gaan

Eigendoms- en bewoningsgeschiedenis Notarishûs Stiens

De eigendoms- en bewoningsgeschiedenis van het pand is behoorlijk gecompliceerd. Het is in 2010 uitgezocht door Jorrit Hoevenagel.1) In 2021 is nieuw onderzoek gedaan door Trudy Van Riemsdijk-Zandee, de laatste ondersteund door Tresoar (Leeuwarden).2) Er is nu veel meer informatie, ook digitaal, beschikbaar. Feiten bleken anders te liggen dan eerder gedacht en er kwamen vele nieuwe feiten naar voren, die mede inzicht geven in de situatie in de achttiende eeuw. Het pand is in de achttiende en in de twintigste eeuw herhaaldelijk verhuurd. Pas vanaf 1890 wordt de woning in verschillende transportaktes meer gedetailleerd beschreven. Uit onderzoek blijkt dat in het pand dat in Stiens bekend staat als ‘Notarishûs’, slechts één notaris heeft gewoond, gedurende het grootste deel van de negentiende eeuw namelijk ruim 60 jaar.

Achttiende eeuw

1756 en 1788: verkoopadvertenties Leeuwarder Courant 1756 en 1788. Onderzoek Tresoar: W. Hogerhuis, S. Boersma. 

In de achttiende eeuw is het pand eerst een ‘Chirurgijnswinkel’ geweest, zoals blijkt uit de Proclamatieboeken, Reëel- en Speciekohieren. Het toenmalige pand nr. 11 is in 1714 door Andries Pieters T[F]eitsma, Mr. chirurgijn in Blija, gekocht, zo blijkt uit het Proclamatieboek. De verkoper is zijn vader Piter Romkes Teitsma, mr. chirurgijn te Stiens. Het pand moet dus al ouder zijn geweest. In 1744 wordt het gekocht door Romke Pieters Teitsma. Verkoper is dan Ybeltje Andries Teitsma. Zij is een dochter van Andries Pieters Teitsma, mr. Chirurgijn te Blija. 

Van 1748 tot en met 1788 is het pand van de familie Heidanus. Abraham Heidanus koopt het in 1748 en blijft eigenaar tot en met 1774 maar gebruikt het alleen de eerste jaren zelf. De twee erop volgende jaren (1775 en 1776) houden de erven het aan. 
In 1752 is Jan Heidanus, broer van Abraham, gebruiker tot 1755. Jan Heidanus koopt dan het pand Smelbrêge 6, tegenwoordig bekend als het ‘Doktershûs’, maar overlijdt een jaar later. Dit pand was gezamenlijk eigendom van hem, zijn vader Jurjen Heidanus, zijn broer Abraham Jurriens Heidanus en zijn zus Stijntje. De familie Heidanus was een chirurgijnsfamilie.  Zij woonden eerst in Holwerd en later in Hallum.3)
Vanaf 1755 komen we andere namen tegen als gebruiker van de ‘chirurgijnswinkel’ terwijl dit nog in bezit is van Abraham Heidanus: Hendrik Lieuwes, Yve Aukes, ene Timmermans, Abe Cornelis, Freerk Jans, Freerk Dirks. 

In 1777 is het weer in gebruik bij de familie Heidanus, nl. bij Zacharias (een halfbroer van Abraham Heidanus), die het in 1779 koopt en het bijna tien jaar ook gebruikt. Daarna is Marten Tresling gebruiker maar wordt Sjouke Jans, ‘huisman’, eigenaar van 1788-1792. Vanaf 1788/89 gaat de (kerkelijke) grondpacht van het pand af. Zou Sjouke Jans zelf van deze bevoegdheid als oudste’ kerkvoogd gebruik hebben gemaakt? In 1793 wordt hij als eigenaar opgevolgd door Age Jetses, ‘mr. wolkammer’ en Sijke Simons Hettema.

Volgens de Proclamatieboeken is het pand in 1804 in bezit van Sybe Annes van der Wal en Martje Feikes, maar bij haar overlijden blijkt dat het pand van Martje Feikes was. Bij haar doop in 1739 wonen haar ouders als egtelieden in de Kerkebuurt in Stiens, maar dus niet in dit pand. Met Sybe Annes van der Wal trouwt Martje Feikes in tweede echt in 1783. Beiden hadden geen kinderen. Haar eerste echtgenoot was Arjen Hessels Hommema. Via zijn vader, Hessel Lolckes Hommema, was hij verbonden met de Hommena State in Dronrijp en via zijn moeder Tjietske Boukes Unia met de Uniastate in Stiens.  

In 1818 overlijdt Martje. Uit de inventarisakte blijkt dat zij redelijk vermogend is en als een soort ‘bank van lening’ fungeert. Er staan leningen uit voor een totaalbedrag van 47.150 gulden. Naast ‘goudgeld’ zijn er ook in het pand zeven zakken zilveren guldens, totaal vierduizend en tweehonderd guldens fl. 4200. 

Het huis is getaxeerd op f. 1600. Haar testament toont de nauwe verbondenheid met de familie. Zes jaar later, in 1826, overlijdt Sybe Annes. Saillant detail is dat hij overlijdt op huisnr. 12, terwijl hun woning nr. 11 was.

In deze tijd wordt voor Stiens een notaris gezocht. De eerste notaris, Mr. Sjoerd Overveldt werd in 1819 benoemd maar in 1821 ontslagen omdat Stiens niet zijn woonplaats werd. Notaris Jan Beerend Wouters, zijn opvolger, woonde wel in Stiens volgens de aktes die onder zijn bewind getekend werden maar hij werd in 1822 ontslagen vanwege zijn voortdurende afwezigheid. 4) Waar hij woonde of iets huurde is niet bekend. Hij was zeer gefortuneerd en zijn naam leeft voort in de Julia Jan Woutersstichting, vernoemd naar zijn dochter.5)

Zijn opvolger, Johannes Adam Schaaff trouwde in 1820 en in 1823 schrijft het echtpaar zich in als lidmaat van de NH kerk in Stiens. Deze notaris koopt in 1826 het pand Smallenbrug gekwoteerd nummer Elf’ bij een eindbod van f. 1740. Waar hij tussen 1823 en 1826 woonde is niet bekend. Na het overlijden van zijn vrouw Freerkje Schmidt trouwt hij in tweede echt met haar zus Maria Schmidt in 1829. Van zijn vier kinderen uit het huwelijk met Freerkje overleed het tweede kindje snel na de geboorte. Uit het tweede huwelijk werden vijf kinderen geboren. 

1826: handtekeningen koopakte pand Smallenbrug 11 (later 14/15), o.a. J.A. Schaaff met kalligrafische krullen. Archief ‘allefriezen.nl'

Johannes Adam Schaaff was een van de oprichters van de VNAL, de Vereniging van Notarissen in het voormalig Arondissement Leeuwarden. Deze vereniging, opgericht begin 1845, was een voortzetting van de Algemene vergadering van notarissen in het Arrondissement Leeuwarden. In Leeuwarden, met 28.000 inwoners in die tijd, mochten niet meer dan 5 notarissen zijn. Van hen resideerde een in Huizum en de andere in Stiens. Deze Vereniging heeft een embleem met als motto per pennam et calamarium, ‘met de pen en het inktpot’. Dit betekent zoveel als: opschrijven wat de partijen overeengekomen zijn. In het embleem zijn dan ook een pen, een inktpot en een rol perkament verwerkt. Het embleem van pen (veer) en inktpot is al heel oud en gaat terug tot de vijftiende eeuw. Na de restauratie in 2024-2025 is dit embleem in de vloer van de gang verwerkt. 6)

Een van de kinderen van Johannes Adam Schaaff en Maria Schmidt is Pieter Schmidt Schaaff, geboren op 25 december 1832. Deze is op 1 augustus 1865 in het huwelijk getreden. Hij is dancand. notaris. Twee jaar later, in 1867 volgt hij zijn vader op als notaris in Stiens. Op 1 mei 1865 heeft hij het pand naast het notarishuis’ gekocht: Een burgerhuis, plaatselijk geteekend nummer 13, met erf en tuingrond, ten kadaster bekend gemeente Hijum Sectie B nummer 1424, groot drie are veertig centiare. Het huis heeft twee beneden voorkamers, waarvan een met alcoof, waaronder een kelder, een achterkamer en een keuken met put en regenwaterpomp, linnenzolder met vliering en turfzolder en achter het huis een tuin met koepel. Dit huis, Smelbrêge 13K verkoopt hij in 1890, in hetzelfde jaar waarin het huis van zijn vader, Smelbrêge 11, na diens overlijden verkocht wordt. Zeker is dat Pieter met zijn gezin in 1889 een pand aan de Langebuorren kocht (201), dat later, na zijn overlijden, in 1902 voor f 6500 verkocht wordt aan notaris Theodorus Hajonides van der Meulen. Deze breekt dat pand af en bouwt daar een nieuw pand naar ontwerp van Hendrik Kramer in 1907.

Uit het bevolkingsregister van 1839 blijkt het pand van Johannes Adam Schaaff, nr. 11, zeven bewoners te huisvesten. In 1879 blijkt een hernummering te hebben plaats gehad: 14K. Zijn vrouw Maria is dan al 15 jaar ervoor overleden, op 9 augustus 1864. Alleen de dochters Grietje en Freerkje lijken nog thuis te wonen. 

In 1883 wordt het perceel hermeten. De kadastrale nummers van huis 511 (2 are 50 ca.) en tuin 510 (1 are 20 ca.) worden samengevoegd tot een nieuw kadastraal nummer B 1423 dat nu 3 are en 37 centiare groot is. 

Volgens het bevolkingsregister van 1889 woont Johannes Adam Schaaff er met zijn 2 dochters en één dienstbode in het pand 14K. Op 92-jarige leeftijd overlijdt hij op 17 augustus 1890. Zijn twee dochters Grietje en Freerkje verhuizen naar Den Haag.

In dat jaar, 1890, verkopen de erven Schaaff het pand van hun vader Johannes Adam Schaaff bij publieke veiling op 27 oktober. Het pand, kadastraal Hijum B 1423, brengt fl. 1445 op. Het  pand wordt voor het eerst duidelijk omschreven: ‘Eene hechte en sterke heerenhuizinge plaatselijk geteekend nummer 14 op Smallenbrug te Stiens, bestaande uit twee beneden voorkamers, achterkamer, keuken en werkplaats, trap naar boven alwaar twee ruime kamers, een klein kamertje, portaal met opgang naar den zolder met beschoten dak, boven de achterkamer en keuken een turfzolder, voorts beneden een kelder met lichtraampje in de steeg, ten noorden, en in de keuken put en regenwaterpomp, en achter het huis een tuin met heesters en vruchtboomen’. Er is nog een extra toevoeging in de akte, waarvan de laatste bijzonder is ‘De gemetselde kachel in de keuken, de droogstokken op den linnenzolder, de aardappelbak in den kelder en alle losse planken in kasten en kelder moeten door de kooper worden overgenomen, tezamen voor dertig gulden te voldoen bij de betaling der koopsom. De verkoopers behouden zich het recht voor het schoorsteenstuk in de noordelijke voorkamer weg te nemen.’

Het pand wordt gekocht door Jaike Nijhout, die zich laat vertegenwoordigen door haar man Dirk Jans van der Wal, zoals in die tijd gebruikelijk was, ‘zulks ter belegging van gelden aan haar toebehoorende’. Met hem trouwde zij in tweede echt in 1884. Hij was 14 jaar ouder. Hij was vanaf 1872 de molenaar in Stiens en verkoopt de molen twee jaar na zijn huwelijk, in 1886, voor f. 7000, de helft van het bedrag wat hij ervoor betaalde. Beiden waren eerder getrouwd geweest en het samengestelde gezin telde 10 kinderen. 

In 1898 en 1899 is volgens het leggeronderzoek sprake van een bijbouw bij het pand en een verandering van bestemming. De veldwerkkaart toont een uitbouw aan de noordzijde. Het is een jaar na het overlijden van haar man Dirk Jans van der Wal (✝︎ 1897).

Roggebroodstempel Binnert Sjoerds de Jong. Archief familieboek De Jong/Hoevenagel.

Twintigste eeuw

In 1905 wordt de volgende akte met betrekking tot Smelbrêge 14/15 gepasseerd. Op 9 januari 1905 koopt Binnert Sjoerds de Jong het hele huis op de Smelbrêge voor f. 3900. Hij wordt ‘meester bakker’ genoemd, wonende in Stiens en het huis wordt omschreven als ‘een huis waarin bakkerij wordt uitgeoefend, met beneden- en bovenvertrekken, benevens erf en eene plek tuingrond’. Het pand is tot 12 mei 1905 verhuurd. Naast De Jong huurden nog twee anderen een gedeelte in het huis, de weduwe Kornelis van Huizen en Hendrik Bakker. Mogelijk huurde De Jong het pand al vanaf 1900, dus na de ‘bijbouw en verandering van bestemming’ in 1899. Bij verkoop in 1905 woont Jaike Nijhout in Leeuwarden.

Binnert Sjoerds de Jong was bij zijn huwelijk in 1900 bakkersknecht in IJlst. Hij is geboren in Bozum in 1875 en huwde op 15 september 1900 Willemke Ages Bosma. Ze trekken naar Stiens maar zij overlijdt helaas een jaar later. Hij blijft met hun eenjarige kind Sjoerd achter. In 1903 huwt hij Froukje Gerritsen, die het jaar ervoor nog als huishoudster geregistreerd staat. In het ‘Familieboek De Jong’, een persoonlijk tekst- en beeldverhaal over de familie, staat dat zij misschien wel het geld meebracht waardoor het huis dat Sjoerd voor de helft huurde, in 1905 gekocht kon worden. ‘De huur wordt opgezegd’, zo staat vermeld en ‘ze gaan het hele huis bewonen’. Zij krijgen twee kinderen. Ook zij overlijdt echter snel, op 29 juni 1905. Een derde huwelijk volgt in februari 1908 met Woltje Gerritsen, een zus van Froukje. Zij krijgen vijf kinderen van wie één jong overlijdt. Als hij in 1905 het ‘notarishuis’ koopt neemt hij een hypotheek van fl.2000, die verstrekt wordt door Sybrand van der Steegh uit Bozum.

De ovens bevonden zich volgens overlevering in de achtertuin van wat tot voor kort (2025) nummer 15 was. Verder had Binnert nog een kippenhok in de tuin staan om zichzelf van eieren te voorzien. 

1922 ca.: Centrale bakkerij ‘Aan de Langebuorren’ Stiens. Binnert de Jong (4e van rechts) tussen zijn kinderen. Archief Documentatiestichting Leeuwarderadeel. 

Op 3 januari 1920 richt Binnert samen met enkele bakkers uit Stiens en naburige dorpen de Coöperatieve Vereeniging Centrale Bakkerij op, de op dat moment grootste bakkerij van Friesland. De samenwerking met meerdere bakkers uit de streek is aanleiding om een grotere bakkerij te starten. Een pand aan de Langebuorren (Langebuurt) wordt op 10 februari 1920 aangekocht door het bestuur van de Centrale Bakkerij. 

1920 ca.: Notarishuis (in zeer slechte staat). Beeldbank Historisch Centrum Leeuwarden.

Op 21 februari 1920 verkoopt Binnert de helft van zijn huis op Smelbrêge aan Doekele Aukes Tolsma, bakker uit Nijkerk. Via de koopakte werd Tolsma verboden om bakkersartikelen te produceren of verkopen op Smelbrêge tot 1 januari 1950. Zo verzekerde Binnert de concurrentiepositie van de Centrale Bakkerij. Formeel is het pand toen gesplitst in twee aparte panden. Het dagregister van de overschrijving in het kadaster geeft een vrij gedetailleerde beschrijving. De deur tussen de woonkamer van het verkochte zuidelijke deel en de winkel van het noordelijke deel moest afgesloten worden, evenals de deur tussen de gang en de verkochte keuken. ‘Door de kast’ moest een ‘behoorlijke doorgang’ gemaakt worden vanuit de verkochte woonkamer en de keuken. 

De trap in deze kast moest worden verwijderd, de trapdeur weggenomen en de opening in de muur dichtgemetseld. De bovenkamers moesten worden afgescheiden door een ‘schutting’, loodrecht op de scheidingsmuur, voor zover er nog geen ‘schutting’ was. Ook moest er vanuit de bovenvoorkamer van het verkochte een ‘behoorlijke toegang naar de zolder’ gemaakt worden op de plaats waar op dat moment de toegang naar de noordelijke niet verkochte bovenkamer was, ‘van welk einde een vloer dient te worden gelegd’ waarop een vaste trap moest worden gemaakt. De splitsing van het huis gold ook voor de zolder. Ze moesten worden afgeschut door een dichte schutting van planken loodrecht op de scheidingsmuur. In het dak op de voorzolder kwam een dakraam met een oppervlak van vier pannen. In de keuken beneden van het verkochte deel kwam een luik en een ladder naar de zolder. De bedstede op de verkochte zolder moest worden verwijderd door de koper. Ook buiten kwam een schutting. De regenwaterbak en pomp op het niet verkocht noordelijke deel bleven massaal in gebruik.

Tolsma trad ook toe tot de Centrale Bakkerij. Vanaf dat moment woonden er twee bakkers in de gesplitste woning en werkten ze in de nieuwe bakkerij die geopend was op de Langebuorren. 

In 1924 werd nummer 14 verkocht door Doekele Aukes Tolsma aan Hinne Bloemhof, kommies bij de Directe Belastingen. Dit ging bij publieke verkoop en het huis leverde f. 2010 op. De ladder naar de zolder is in de koop inbegrepen. De regenwaterbak op het naastgelegen perceel 2150 en de scheidingsmuren en schuttingen zijn massaal’ evenals de goot voor gemeenschappelijke waterlozing aan de noordzijde. De koper moet de elektrische leidingen overnemen evenals de kippenhokken met toebehoren in de tuin. Volgens de inventarisbeschrijving bij het overlijden van Tolsma heeft het huis een ‘voorkamer, keuken, bovenkamer en een hok’. Er vindt in 1924 een hermeting plaats en hernummering, nu perceel B 2273. In 1924 lag er nog een vaart voor het huis en Bloemhof werd ook nog door de koop verplicht om bij te dragen aan het onderhoud van de brug ten noordoosten van het perceel, zoals gebruikelijk in die tijd. Net als in 1920 werd in deze koopakte ook opgenomen dat er in het huis geen bakkerij gevestigd mocht worden of bakkersartikelen mochten worden verkocht tot 1 januari 1950. Hinne Bloemhof kwam er niet te wonen. Hij verhuurde nummer 14 aan mevrouw Bottema, aldus de overlevering.

Bloemhof overleed op 15 november 1953. Vier jaar later, in 1957, werd het pand (nummer 14) dus pas verkocht door de erven, de weduwe Bloemhof en haar 3 kinderen aan Johannes Thijs Woudsma voor de som van f. 2416. Woudsma ging er wonen met zijn vrouw M. Woudsma - van der Meulen. Na ruim twintig jaar, in 1979, koopt Sijbe de Jong het pand nummer 14. Hij is getrouwd met Trijntje Woudsma, dochter van het echtpaar Woudsma-van der Meulen. 

Binnert Sjoerds de Jong bleef na de splitsing van het huis nog wonen in nummer 15. Binnert overleed op 21 januari 1956 in Groningen. Hij werd 81 jaar. Het deel van het huis, nu nr. 15, dat in bezit bleef van Binn(d)ert Sjoerds de Jong, wordt in 1956 geveild en voor f. 4009 gekocht door Jentje van der Kooi en Jantje Cuperus. Het perceel meet 2 a. 94 ca. en wordt benoemd als ‘huis en erf’.

Uit overlevering is bekend dat tot 1957 de bovenverdieping van nr. 15 werd bewoond door Lolke de Jong, zoon van Binnert Sjoerds. Met zijn vrouw Hiltsje verzorgde hij zijn vader Binnert. Het portaal boven de voordeur was hun slaapkamer en de trap naar boven bevond zich ook in deze ruimte.7) Een waterput bevond zich in het achterhuis, waar tot 2020 toilet en douche was. Tussen 1972-1978 is deze waterput door de fam. van der Kooi gebruikt als beerput.

Tussen de voor- en achterkamer bevond zich in 1957 een ‘alkoof’, waarin een slaapkamer was. Deze was toegankelijk via een trapje van 3 treden vanuit de achterkamer/keuken/ naar de voorkamer. Het raampje vlak boven de vloer bevond zich in de kelder. In 1961 is er een ‘bijbouw’, de dakkapel, en in 1966 een ‘herbouw’, de badkamer op de eerste verdieping boven de voordeur. 

Vanaf de jaren 1980 brak er periode aan van verdere ingrijpende verbouwingen aan het interieur en exterieur van zowel nummer 14 als nummer 15.

In november 2020 komen beide panden te koop en worden verworven door Willem van Riemsdijk en Trudy van Riemsdijk - Zandee. Het notarishuis is in 2022 geschonken aan Stichting Stinze-Stiens. Het pand is in 2024/2025 gerenoveerd en gerestaureerd. Het is nu weer één woning en gaat zo een nieuwe toekomst tegemoet.

Bronnen:

1) J. Hoevenagel, Smelbrêge 14 en 15: twee woningen met een gedeelde geschiedenis, Delft (TU) 2010 

2)  T. van Riemsdijk - Zandee, Notarishuis Smelbrêge 14-15 Historie (Bewonersgeschiedenis), 2021.
Ondersteund door Tresoar, in het bijzonder: S. Bloemhof, Leggeronderzoek; W, Hogenhuis, S. Bloemhof (rsp medewerker en oud-medewerker), Onderzoek periode 18e eeuw. 

3) Cannegieter ,Dominicus (1842-1909), Beschrijving van het dorp Hallum in Ferwerderadeel , Archief Tresoar (Leeuwarden, dig. 465-D.C. 45): Artsen dl. 2 Jurjen Heidanus-Marten Jurjens.

4) W. Adema - E. de Lange, Oude en Nieuwe Notarishuizen in Friesland, Leeuwarden (Verenging van notarissen in het Arrondissement Leeuwarden), 1985. De bewering dat er geen aktes zouden zijn onder bewind van J.B. Wouters is niet juist. In oktober 1821 zijn diverse aktes gepasseerd, zie allefriezen.nl / Archief Tresoar (Leeuwarden).

5) De gegevens over Jan Beerend Wouters komen van de websites https://friesscheepvaartmuseum.nl/beeld/fsm-col1-dat1000017228 en http://brongergea.info/page183.html1690  en Julia Jan Woutersstichting: website Tresoar: 337-03 - Archief Familie Wouters en Julia Jan Woutersstichting  https://www.archieven.nl/nl/zoeken?mivast=0&mizig=210&miadt=36&miaet=1&micode=337-03&minr=1235107&miview=inv2&milang=nl

6) Met dank aan Ernest de Lange, notaris in ruste uit Leeuwarden, en litt.: Hidde Feenstra, Frieslands notariaat door de eeuwen heen. Van notaris publicus tot associatieve standplaats, Leeuwarden ( ed. Vereniging van Notarissen in het Arrondissement Leeuwarden (VNAL) t.g.v. het 165-jarig jubileum, 2010; Peter Schatborn, István L. Szénássy, Iconographie du notariat, Groningen/Haarlem 1971.

7) Mailwisseling, maart-april 2021, verslag gesprek tussen zoon Jacob van der Kooi en zijn moeder, Jantje van der Kooi-Cuperus, de laatste bewoonster van nr. 15